Universiteit en praktijk; vloeiende overgang of onoverbrugbare kloof?

Tijdens de de Doelderdag 2001 bleek dat er belangstelling bestaat voor de overgang van universiteit naar praktijk. Vandaar dat dit thema is gekozen voor de de Doelderdag 2002. Hoe deze overgang wordt ervaren werd verteld door vertegenwoordigers van drie belangrijke sectoren van de juridische beroepspraktijk: de rechterlijke macht, de advocatuur en de bestuurspraktijk. Uit elk van deze sectoren lieten twee vertegenwoordigers hun licht over dit onderwerp schijnen: een senior-jurist die een rol speelt bij de werving en selectie en een jurist die korte tijd in de praktijk werkzaam is. Daarnaast waren er twee vertegenwoordigers vanuit de gespecialiseerde wervings- en selectiebranche die de themavraag vanuit hun specialisme hebben beantwoord.

De organisatie was in handen van de capgroep Algemene rechtswetenschappen en het bestuur van de Kring van Juristen, de alumnivereniging van deze faculteit. Ongeveer 50 geïnteresseerden waren aanwezig om te luisteren naar de sprekers en hierna onder leiding van Prof. mr. L.C. Winkel in discussie te gaan.

Mw. mr. Beekhoven van den Boezem (universitair docent Inleiding/Privaatrecht) opende de dag door terug te blikken op de discussie van vorig jaar en het thema van dit jaar te verklaren. Vervolgens kwam mr. J.C. van Dijk, President Arrondissementsrechtbank Alkmaar en tevens voorzitter van de RAIO-selectiecommissie aan het woord. Eerdergenoemde gaf uitleg over de gang van zaken tijdens de RAIO-selectie. Ongeveer 25% van de sollicitanten wordt een plaats aangeboden, dit percentage ligt veel hoger dan het beeld dat veel mensen hiervan hebben. Uit zijn relaas bleek verder dat de EUR-juristen relatief gezien het minst vaak worden aangenomen, afgestudeerden van de Rijks Universiteit Groningen worden relatief gezien het vaakst aangenomen. Een reden hiervoor kon de heer van Dijk niet geven. Mw. mr. M. Van den Ende, RAIO en recent afgestudeerd aan onze faculteit, gaf hierna aan dat de studie voorbereidt op het juridisch inhoudelijke werk, maar dat belangrijke andere vaardigheden in de praktijk moeten worden geleerd. In de RAIO-opleiding is voldoende ruimte voor het aanleren van deze vaardigheden.

Mr. D.P. Bosgieter, teamleider juridische zaken van de Gemeente Rotterdam, schetste een heel ander beeld van de beginnende jurist bij de (gemeentelijke) overheid. Juristen die hun loopbaan starten bij de (gemeentelijke overheid) worden vaak in het diepe gegooid. Er is geen speciale opleiding of begeleiding voor beginnende juristen. Hij geeft aan dat beginnende juristen voldoende juridische kennis hebben maar dat het hen vaak ontbreekt aan kennis van de bestuurlijke omgeving, levenservaring, redactionele vaardigheden en analytisch vermogen. Mr. C.H. Borgers, senior beleidsmedewerker Milieudienst Rotterdam gaf als stelling dat de universiteit moet beseffen dat de denkers die ze vandaag afleveren de doeners van morgen zijn in het lokaal bestuur. Naar zijn mening wordt tijdens de studie zelfs materieel recht op een formele manier gedoceerd. Een begrip als beleidsvrijheid moet volgens hem ook worden behandeld tijdens de studie. Ter illustratie kwam hij met een stelling van Erasmus: 'Waar verstand komt uit ervaring, niet uit boeken'.

Mw. mr. B. Stenger-Kuipers, oud-advocaat en Legal recruitment manager Allen & Overy, is van mening dat het niveau van de afgestudeerden sterk daalt. Zij pleit voor het verplicht stellen van stages tijdens de studie. De keuze voor de stage zou moeten plaatsvinden na het doorlopen van een soort test zodat de student(e) gericht voor de stage kan kiezen. Haar ervaring is dat veel advocaat-stagiaires na één of twee jaar afhaken. Dit komt voort uit de niet goed overwogen keuze voor het beroep van advocaat. Praktijk en universiteit moeten volgens Stenger-Kuipers een gezamenlijke inspanning leveren om meer vakgerichte juristen af te leveren.Mw. mr. Kaddouri, advocaat bij Prinsen Van Wijmen en recent afgestudeerd aan deze faculteit, gaf hierna aan dat naar haar mening tijdens de studie meer aandacht moet worden besteed aan schriftelijke en mondelinge taalvaardigheid. Deze komen ook in de beroepsopleiding onvoldoende aan bod.

Mw. mr. I. Blatter en mw. mr. A. Belt, consultants TMP Legal Flexforce, voerden tijdens hun presentatie aan dat er weliswaar een kloof bestaat tussen universiteit en praktijk, maar dat deze overbrugbaar is. Hierbij is het belangrijk dat studenten al tijdens de studie nevenactiviteiten ontwikkelen en stage lopen. Het is belangrijk dat studenten al tijdens de studie hun kwaliteiten leren kennen zodat ze een meer gerichte keuze kunnen maken voor een stage en vervolgens een werkkring na de studie.

Tijdens de discussie kwam de vraag naar voren of de universiteit verantwoordelijk is voor het inpassen van meer vaardighedenonderwijs in het curriculum. De Doelder kwam hierop met de stelling dat wanneer iets wordt toegevoegd dit ten koste gaat van een ander onderdeel uit het curriculum. Het universitair onderwijs moet niet in de richting van het meer praktijkgerichte HBO onderwijs gaan, zelfs niet een beetje.

In de theorie moet de praktijk vanzelfsprekend een plaats hebben, maar de universiteit moet niet opleiden voor de praktijk. In reactie op het verzoek van de overheidsjuristen om meer vaardighedenonderwijs kwam de opmerking dat de rechterlijke macht en de advocatuur hun opleidingen goed hebben geregeld, voor starters in deze sectoren ligt er een concreet opleidingstraject klaar. De (gemeentelijke) overheden beschikken niet over een opleidingstraject. Is het dan niet zo dat dit zou moeten worden ontwikkeld in plaats van de universiteit te vragen om meer vaardighedenonderwijs aan te bieden?

Prof. mr. M.A. Loth gaf aan dat naar zijn mening de universiteit ook een bijdrage kan leveren door een vroege inpassing in het onderwijs van mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid. Dit biedt een mogelijkheid om studenten die nog maar kort met de studie bezig zijn meer en langer te trainen op dit gebied. Studenten moeten al vroeg in de studie gestimuleerd worden om creatief na te denken en veel te schrijven. Professor Winkel benadrukte nogmaals het belang van een stage tijdens de studie.

De lezingen en de discussie toonden aan dat er wel degelijk sprake is van een grote overgang van universiteit naar praktijk, maar niet van een onoverbrugbare kloof. Het antwoord op de vraag wie deze overgang moet vergemakkelijken lag in het midden, de universiteit zou hier een bijdrage kunnen leveren, maar sommige vaardigheden leer je alleen in de praktijk. Daarom is een goede begeleiding voor startende juristen van groot belang.

De alumnidag, afgesloten met een borrel was zeker geslaagd. Volgend jaar zal een andere capgroep samen met de Kring van Juristen een nieuwe de Doelderdag organiseren.

Annemiek Koelmans
Alumni Officer Faculteit der Rechtsgeleerdheid