De Doelderdag 2006:
Veiligheid, vertrouwen en good governance
Het thema van de Doelderdag op 6 oktober jl. was veiligheid, vertrouwen en good governance. Wat hebben deze drie thema’s met elkaar gemeen? Dat werd duidelijk tijdens de druk bezochte alumnidag voor afgestudeerde juristen van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zo’n 80 belangstellenden woonden deze boeiende middag, georganiseerd door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, de Onderzoekschool voor Maatschappelijke Veiligheid en de Kring van Juristen, bij. Hieronder een kort verslag.
Professor Henk van de Bunt, hoogleraar criminologie en directeur van de Onderzoekschool voor Maatschappelijke Veiligheid, heet de aanwezigen welkom, in het bijzonder Hans de Doelder, de naamgever van deze dag. Hij gaat kort in op de risicosamenleving waarin er een paradox is tussen deskundigheid en de technologie die ons soms bedreigt. Er heerst angst en sociaal wantrouwen en van overheidsinstellingen wordt goed bestuur gevraagd.
De eerste spreker van de middag is Mark Elchardus, hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel, die in twee jaar tijd drie boeken heeft geschreven over wantrouwen in de samenleving. “Mooi dat jullie een Belg hebben uitgenodigd”, oordeelt Elchardus, want terwijl hij spreekt maakt België zich op voor gemeenteraadsverkiezingen. Elchardus haalt aardig wat gegevens uit deze interessante periode in België. Hij start met de titel van de middag: wat heeft good governance te maken met veiligheid en vertrouwen? Is het zo dat als organisaties goed presteren ze automatisch vertrouwen krijgen? Is klanttevredenheid bijvoorbeeld gelijk aan vertrouwen? Volgens Elchardus is het maar zeer de vraag of er een verband is tussen presteren en vertrouwen. In deze tijd heerst er veel wantrouwen ten aanzien van overheidsinstellingen; dit is echter vooral een blijk van onbehagen; onbehagen in de samenleving. Terwijl een georganiseerde samenleving burgers juist veiligheid en vertrouwen voor de toekomst moet bieden. Bij het gevoel van onbehagen spelen naar de mening van Elchardus de media een grote rol. Denk aan berichtgeving over misbruik van mensen die voorwaardelijk in vrijheid zijn gesteld en gevangenen die sterven onder onduidelijke omstandigheden. Burgers maken zich zorgen om ‘het recht’ en willen hun rechtvaardigheidsgevoelens vertaald zien in het recht en de rechtshandhaving.
Maar is er dan wellicht een verband tussen criminaliteitsbestrijding en het veiligheidsgevoel? Nee, de vraag naar verbetering van overheidsinstellingen om criminaliteit meer te bestrijden is een andere vraag dan die naar het verhogen van het veiligheidsgevoel. Om het veiligheidsgevoel te verhogen moet het gevoel van onbehagen aangepakt worden. Alleen is dan de vraag wat dat onbehagen precies is. Is dat hetzelfde als ontevreden of ongelukkig zijn? En waar komt het onbehagen van tevreden mensen dan vandaan? Elchardus geeft aan dat onbehagen vaak juist niet voortkomt uit de eigen omstandigheden, maar eerder uit een beeld dat men heeft van de maatschappij. Met andere woorden: ‘met mij gaat het goed, maar de samenleving is om zeep’. Het beeld van een kwetsbare maatschappelijke omgeving wordt versterkt door de media: we laten ons meeslepen door pessimistische verhalen en praten onszelf zo het gevoel van onbehagen aan.
![zaal]()
Na deze introductie in het Vlaamse gevoel van onbehagen wordt de aandacht verlegd naar Nederland. Mark Bovens, hoogleraar aan de Utrecht School of Governance, leeft bij het motto ‘je moet eerst uitvinden hoe het zit voordat je kunt zeggen wat je vindt’. Hij geeft in zijn lezing tien redenen waarom het vertrouwen in de Nederlandse samenleving na jaren van gestage stijging zo abrupt is gedaald vanaf 2001. Nederland wijkt hiermee af van een aantal andere Westerse landen, die al sinds begin jaren ’70 een geleidelijke daling in vertrouwen laten zien. In Nederland was het vertrouwen in de overheid voor 2001 juist nog aanmerkelijk hoger dan in deze andere landen. De mogelijke verklaringen voor deze teruggang:
1. de overheid is slechter gaan presteren;
2. het gaat over de regering in de metingen (en niet over de overheid als geheel);
3. het is de economie;
4. de opkomst en ondergang van Fortuijn;
5. schandalen en affaires;
6. het is de schuld van de media;
7. verandering in de politieke cultuur;
8. andere maatstaven van burgers (en niet zozeer de overheid die is veranderd);
9. opkomst generatie Nix;
10. onbehagen lagere middenklasse.
Alle tien verklaringen heeft Bovens getoetst aan de vragen naar timing (factor en moment moeten passen), naar generaliseerbaarheid van de verklaring (ook geldig elders) en naar empirie (is er bevestiging te vinden in onderzoek). Zijn conclusie luidt dat de daling van het vertrouwen vooral conjunctureel is waar deze wordt veroorzaakt door het kabinet Balkenende en een beetje door de economie en de gebeurtenissen rond Pim Fortuijn. De daling is meer structureel als je kijkt naar commercialisering van de media, de onevenredige aandacht voor schandalen en door een andere politieke cultuur met een sterkere polarisatie. De cijfers laten nu overigens weer een stijging zien. Het vertrouwen komt langzaam terug, “Vertrouwen komt te voet en gaat te paard” aldus Bovens, maar zal niet meer op het oude niveau komen. Nederland gaat daarmee meer in de pas lopen met andere landen.
Na deze lezingen over de politieke gebeurtenissen van de afgelopen jaren, komt een van de hoofdrolspelers aan het woord: voormalig minister van Binnenlandse zaken en oud-VVD-leider Hans Dijkstal. In zijn betoog zijn verschillende constateringen van de eerder sprekers te herkennen, al kiest Dijkstal duidelijk voor een meer praktische insteek. Wat nodig is voor een hersteld vertrouwen is volgens Dijkstal behoorlijk bestuur. Dit kan met heldere taal van de politici, goed overheidspersoneel, sterke gezagsdragers en een heldere verantwoordelijkheidsverdeling tussen de overheden. Van dit laatste geeft Dijkstal het voorbeeld van de Oosterparkrellen in Groningen. Hij maakte toen als minister mee dat de Tweede Kamer naar aanleiding van de rellen het aftreden van de burgemeester eiste. Toen Dijkstal daarop aangaf dat dit een zaak was voor de gemeenteraad van Groningen, kopte de Telegraaf “Dijkstal gaat hier ook al niet over”. Ten aanzien van de huidige spanningen in de samenleving betoont Dijkstal zich oprecht bezorgd. Onder verwijzing naar het manifest “Een land, een samenleving” geeft hij aan het niet eens te zijn met de negatieve manier waarop bijvoorbeeld het integratiedebat wordt gevoerd “met teveel emotie en met te veel hypes”. Herinneringen oproepend aan het paarse kabinet stelt Dijkstal tenslotte de herinvoering van het poldermodel voor, culminerend in zijn antwoord op de vraag hoe het vertrouwen weer terug kan komen: “Draagvlak en overleg”.
In de afsluitende forumdiscussie stellen de aanwezigen in de zaal kritische vragen aan de sprekers. Dit levert interessante punten op. Bijvoorbeeld dat internet kan leiden tot een verharding van standpunten. De reden is dat internet geen “broadcast” medium is, maar “narrow-cast”: je kunt andere meningen makkelijk wegklikken. Verder daagt Elchardus uit met de stelling dat de kloof tussen burger en politiek juist groter moet worden, in reactie op Dijkstals klacht dat politici te veel meegolven op onzekerheid en de eerdergenoemde hypes. Na de geanimeerde discussie wordt tijdens de borrel in ieder geval de kloof tussen de wetenschappers, alumni en studenten gedicht.
Kim van der Haar en Job Dieleman
|