Vijfde De Doelderdag
TOEZICHT IN VERSCHILLENDE DOMEINEN
VAN HET RECHT
Op vrijdag 7 oktober 2005 vond de jaarlijkse alumnidag
voor Rotterdamse juristen plaats: de De Doelderdag. Dit keer
stond toezicht centraal; zowel toezicht op accountantsorganisaties
en verzekeraars als toezicht in de sfeer van openbare orde en
door inlichtingendiensten.
De vakgroep Staats- en bestuursrecht van de faculteit had een
boeiend programma opgesteld met interessante sprekers vanuit de
wetenschap en de praktijk. Een kleine 80 geïnteresseerden
kwamen hiervoor naar Rotterdam.
Lodewijk Rogier opende, als dagvoorzitter,
het programma. Hij gaf aan dat dit keer als thema voor De Doelderdag
was gekozen voor een typisch Rotterdams onderwerp: recht, economie
en veiligheid. Toezicht is momenteel een hot issue en toezichtgerelateerde
onderwerpen krijgen regelmatig aandacht in de landelijke pers.
Een aantal toezichthouders komt uitgebreid aan bod: de accountants
en de verzekeraars.
Prof.dr. A. de Bos, hoogleraar bedrijfseconomie,
bespreekt de eerste groep. Wat is de rol en wat zijn de taken van
een accountant en hoe bewaakt hij de kwaliteit? Het beroep van
accountant staat sinds 1962 in de Nederlandse wetgeving (wettelijke
accountantscontrole). In Nederland voldoe je vrij snel aan die
verplichting. In de VS gelden strengere regels en moet je bijvoorbeeld
beursgenoteerd zijn. De waarborgen voor de kwaliteit zijn gelegen
in gedrags- en beroepsregels en kwaliteitstoetsing. Dit laatste
wordt verzorgd door het College Toezicht Kwaliteit dat is gebaseerd
op zelfregulering door de beroepsgroep.
De afgelopen jaren heeft
het vertrouwen in de accountant een deuk opgelopen door de nationale
en internationale beursschandalen. Om het vertrouwen te herstellen
is nu de Wet toezicht accountantsorganisaties in voorbereiding.
De verwachting is dat met deze wet met name de door kleine organisaties
geleverde kwaliteit kan worden verbeterd. De wet bevestigt dat
vakbekwaamheid van het grootste belang is en dat dit onafhankelijk
getoetst moet kunnen worden.
Vervolgens krijgt prof.dr. S. Maijoor
het woord; hij is directeur van de Autoriteit Financiële Markten
en operationeel ook verantwoordelijk voor de accountants. Verbazingwekkend
is het feit dat Nederland, als serieuze kapitaalmarkt, internationaal
gezien hekkensluiter is. Ons omringende landen waren al veel eerder
met toezicht. Maijoor gaat in op de strategie van toezicht, bezien
vanuit de toezichthouder. Hij meldt dat de toezichthouder sterkt
hecht aan de eigen verantwoordelijkheid van accountantsorganisaties
en het belang van communicatie met de sector. Ook geeft hij aan
dat de focus op kwaliteitsborging binnen de eigen organisatie moet
liggen (en dan bedoelt hij niet de individuele kantoren en accountants).
Een derde belangrijk punt vormt de handhaving; zowel het niet gedogen
van overtredingen als de afhandeling van incidenten.
Vanuit NOVA
en NIVRA is er sprake van doorlopend toezicht; bij de AFM ligt
de eindverantwoordelijkheid. AFM heeft nog een ander instrument:
ze kan ook aangifte doen bij het OM door een tuchtklacht in te
dienen bij de Accountantskamer.
Dan gaat de De Doelderdag verder
met het toezicht op verzekeraars, ook hier eerst door een meer
wetenschappelijke bril bezien. Mw.mr. M.R. van Ardenne-Dick, universitair
docent verzekeringsrecht, gaat in op de aankomende wijzigingen.
In de nieuwe situatie is er gedragstoezicht (toezicht op deskundigheid
en betrouwbaarheid) en prudentieel toezicht (toezicht op de financiële
soliditeit van de onderneming). Het gedragstoezicht ligt bij de
AFM, die oordeelt over informatieverstrekking, onafhankelijkheid
en deskundigheid. Het financieel toezicht berust bij DNB. Bijzonder
is dat zowel DNB als de AFM privaatrechtelijke toezichtorganisaties
zijn belast met openbaar gezag. Naast dit toezicht is er ook nog
het toezicht door een door de verzekeraars zelf ingesteld instituut:
de Stichting Klachteninstituut Verzekeringen. Van Ardenne plaatst
een tweetal kanttekeningen bij de nieuwe Wet Financiële Dienstverlening:
zijn we niet aan het overreguleren en hoe zit het met de vermenging
van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke eisen?
Mr. L.A.G.
Moelker gaat vanuit zijn functie als wnd. Projectleider Wet op
het Financieel Toezicht in op de totstandkoming van de belangrijkste
veranderingen. Hij begint met de melding dat de Ministerraad vandaag
praat over de laatste onderdelen van de wet. Planning is dat de
nieuwe Wet Financieel Toezicht op 01.07.2023 in werking treedt.
Deze wet is nodig vanwege de grote hoeveelheid verschillende wetgeving
(bijvoorbeeld Wet Toezicht Kredietwezen en Wet Toezicht Verzekeringsbedrijf).
Ter illustratie noemt hij de financiële bijsluiter; dit besluit
hing onder 6 wetten! Deze wet gaat uit van functioneel toezicht
en is bedoeld om inzichtelijkheid, doelgerichtheid en marktgerichtheid
te vergroten. Grote winstpunten van de wet vormen de vergroting
van de democratische legitimatie en de lastenverlichting voor het
bedrijfsleven (in de orde van zo’n 40 miljoen euro per jaar).
Prof. mr. Overkleeft-Verburg, hoogleraar Staats- en Bestuursrecht
en de heer D. Lockhorst bespreken vervolgens de grootstedelijke
problematiek. Rotterdam heeft de twijfelachtige eer te boek te
staan als stad met de grootste en meest dringende problemen op
dit gebied. Het gaat dan om achterstandswijken, veiligheid op straat,
huisjesmelkers, overbewoning, illegale hennepplantages, straatprostitutie,
verloedering van panden en vervuiling op straat. Het lokale veiligheidsbeleid
is een onderdeel van een breder vernieuwingsproces, die deze problemen
het hoofd tracht te bieden.
Mevrouw Overkleeft-Verburg gaat in
op bestaande en nieuwe handhavingbevoegdheden van het gemeentebestuur
in het kader van het lokale veiligheidsbeleid. Met de invoering
van artikel 174a Gemeentewet, de zogenaamde Wet Victoria, artikel
13 Opiumwet, de Wet Damocles en artikel 16a Woningwet, de Wet Victor,
werd een begin gemaakt met de uitbreiding van de wettelijke middelen
die de gemeente ten dienste staan bij het optreden tegen overlast.
Parallel hieraan werd ook intensiever gebruik gemaakt van reeds
bestaande bevoegdheden. Deze ontwikkelingen zijn op dit moment
nog in volle gang. Er is een aantal wetsvoorstellen in behandeling,
dat het gemeentelijk instrumentarium verder uitbreidt. Volgens
mevrouw Overkleeft moeten deze bevoegdheden vooralsnog toereikend
zijn om de problemen op gemeentelijk niveau aan te kunnen.
Wel
dient nog een tweede slag gemaakt worden, die bestaat uit een adequate
informatiepositie voor gemeenten. De discussie, tot welke gegevens
het gemeentebestuur toegang moet hebben, moet nog verder worden
gevoerd.
In het algemeen ziet mevrouw Overkleeft het creëeren
van nieuwe bevoegdheden als een noodzakelijke voorwaarde voor een
effectief lokaal veiligheidsbeleid. Of dit lukt, is afhankelijk
van de vraag, of uitvoering blijvende politiek-bestuurlijke aandacht
krijgt.
De heer Dick Lockhorst, voorzitter van de deelgemeente
Charlois, neemt op dit punt het stokje over van prof. Overkleeft.
Hij gaat, in reactie op de eerdere spreker, in op de praktijk.
Hij schetst hoe de deelgemeente Charlois in goede samenwerking
met haar partners, de problemen aanpakt en tegen welke knelpunten
zij aanlopen.
Charlois is een dynamische deelgemeente in Rotterdam
met veel variatie. Acht wijken, waarvan vijf vooroorlogse wijken,
een afnemend bevolkingsaantal. 55% van de inwoners is van allochtone
afkomst. De heer Lockhorst gaat in de eerste plaats in op het probleem
van onrechtmatige bewoning. Deelgemeente, politie, Eneco, Woningtoezicht
en de sociale dienst werken samen om hier tegen op te treden. Daarnaast
worden door middel van de zogenaamde Alijda-aanpak huisjesmelkers
op financieel, justitieel, bestuursrechtelijk en alle andere wettelijke
manieren aangepakt.
In dit kader is de Rotterdam-wet, die het mogelijk
maakt woningen te sluiten op basis van artikel 97 Woningwet, een
nuttige aanvulling. Op dit moment moet namelijk voor de toepassing
van artikel 174 A Gemeentewet nog sprake zijn van overlast. De
Rotterdam-wet, die, naar de heer Lockhorst hoopt in januari van
kracht zal worden, zal dit vereenvoudigen. Verder loopt er op dit
moment een experiment met huisvestigingsvergunningen. Dit komt
erop neer dat de huurprijs van een woning in overeenstemming moet
zijn met de hoogte van het jaarinkomen. Daarnaast moet het aantal
kamers in een woning zijn afgestemd op het aantal mensen in een
huishouden. Dit project lijkt succesvol. Er zijn minder vestigers
van buiten Rotterdam, de mutatiegraad is gedaald en er komen meer
hogere inkomens in de wijk. Nadeel van de aanpak is wel dat leegstand
meer zichtbaar wordt.
Ook voert de deelgemeente actief beleid op
problemen in verband met hennepkwekerijen. Hier wordt een gecombineerde
aanpak gebruikt, op basis van zowel de Opiumwet als de Bouwverordening
en het Bouwbesluit. Growshops, die kweekbenodigdheden voor hennepkwekerijen
leveren worden ook aangepakt. Knelpunten hierbij zijn, dat exploitanten
zich na sluiting eenvoudig elders vestigen en de lopende discussie
over de wenselijkheid van een vergunningstelsel voor growshops.
Door middel van het project Kansenzones wordt het vestigingsklimaat
voor ondernemers verbeterd en wordt de investering in bedrijfsvastgoed
gestimuleerd. Ook de middelen van cameratoezicht, preventief fouilleren
en gebiedsontzeggingen blijken effectief in het publieke domein,
hoewel daar ook de nodige beperkingen aan zijn. Tenslotte refereert
ook de heer Lockhorst aan de informatiepositie van de gemeente.
Als een van de knelpunten signaleert hij de terughoudendheid van
de Rijksdienst voor het Wegverkeer om gemeenten toegang te verstrekken
tot het Kentekenregister.
Prof. mr. H. de Doelder gaat in op het
toezicht door de inlichtingdiensten. Waar deze diensten vroeger
in (gepaste) rust hun werk deden, staan zij nu in het middelpunt
van de publieke belangstelling. Ook treden zij zelf meer naar buiten.
Prof. De Doelder gaat in op de vragen, hoe inlichtingendiensten
te werk gaan en op grond waarvan zij welke bevoegdheden hebben.
Zijn zij gelijk te stellen met het begrip “toezichthouders” in
de Awb? Op welke wijze zijn de originele bevoegdheden van de diensten
te vereenzelvigen met de strafrechtelijke bevoegdheden? Wat zijn
de praktijkproblemen die zich tot nu toe hebben voorgedaan en welke
zijn nog te verwachten?
Volgens prof. De Doelder hebben de inlichtingdiensten,
meer specifiek de AIVD, vergaande bevoegdheden, die veelal de bestuursrechtelijke
toezichtsbevoegdheden uit de Awb overstijgen en de strafrechtelijke
bevoegdheden overlappen. De AIVD is echter geen toezichthouder.
Zij dient een andersoortig, zwaarwichtig overheidsbelang. Wel kunnen
de gegevens die de AIVD ter beschikking krijgt van belang zijn
in strafrechtelijke of bestuursrechtelijke zaken. Het is echter
van belang om een striktere scheiding aan te brengen tussen het
werk dat de AIVD verricht in het kader van haar informatiewerk
en het werk dat de dienst ook verricht in het strafrechtelijk of
bestuursrechtelijk vervolg. Dit voorkomt dat het strafrecht wordt
geschaad en de AIVD zelf teveel in de bestuursrechtelijke vuurlinie
komt te liggen.
In reactie op het verhaal van prof. De Doelder
geeft dhr. Bot van de AIVD onmiddellijk aan dat de AIVD geen toezichthouder
is. De AIVD ziet niet op de naleving van regels, maar doet onderzoek
naar gevaren voor democratie en staatsveiligheid. De opdracht van
de AIVD is op tijd waarschuwen, niet zelf handelen. Het optreden
van de dienst leidt ook niet tot rechtsgevolgen voor de burger.
Een interessant punt vond dhr. Bot met name de verhouding tussen
het inlichtingenwerk en de opsporing van strafbare feiten. Hoewel
AIVD en Openbaar Ministerie andere invalshoeken hebben, doen ze
vaak hetzelfde werk en zijn ze met dezelfde zaken of personen bezig.
Heet hangijzer is momenteel het gebruik van AIVD-informatie in
het strafproces. Het openbare karakter van het strafproces en de
AIVD-werkzaamheden verdragen welkaar echter niet altijd goed. De
bronbescherming bij de AIVD is een noodzaak. De uitdaging is om
AIVD-informatie wel te kunnen gebruiken in rechtszaken, inclusief
een toets van de rechtmatigheid en betrouwbaarheid, terwijl de
geheimhouding van de bron blijft.
Na de boeiende verhalen, die
werden doorspekt met discussie met het publiek, wist prof. Rogier
met de nodige overtuigingskracht de aanwezigen te verleiden tot
het verlaten van de discussie en het betreden van de borrelvloer.
|