Kring van Juristen over
wetsontwerp ‘Handel met voorkennis’ Versoepeling of verharding?

Op de eerste vrijdag van oktober, 3 oktober 2002, organiseerden de juridische faculteit en de Kring van Juristen het symposium Wetsvoorstel handel met voorkennis: versoepeling of verharding? Het leidde tot een middag waarin strafrecht noch de Febo werden gespaard.

Begin augustus 2003 lanceerde het Ministerie van Financiën een wetsvoorstel dat uitvoering geeft aan de nieuwe Europese richtlijn ‘Marktmisbruik’. De sectie bedrijfseconomie van de juridische faculteit besloot de jaarlijkse alumnibijeenkomst op deze De Doelderdag aan het wetsvoorstel te wijden. Voor een zestigkoppig publiek kruisten specialisten van de faculteit, de rechtspraktijk en de ambtelijke wereld de degens over het voorstel.

Strafrecht: houden of weggeven
Arthur Hartmann, verbonden aan de sectie strafrecht en criminologie van de faculteit, legde uit dat de aanpak van handel met voorkennis in 1998 is overgeheveld naar de bestuursrechtelijke handhaving. Niettemin is toen ook de strafrechtelijke handhaving gebleven, zodat twee systemen naast elkaar bestaan - een stelsel dat de regering nu in stand wil houden. Hartmann vroeg zich af of dit verstandig is en haalde Hulsmans criterium van de ‘technicité’ erbij: de geschiktheid van het strafrecht en het bestuursrecht beoordeeld vanuit de werking van het systeem. Het bestuursrechtelijk systeem zit volgens Hartmann vrij sterk in elkaar en biedt de overheid stevige bevoegdheden voor de aanpak van handel met voorkennis. Het strafrechtelijk systeem kent in vergelijking met het bestuursrecht vooral de meerwaarde van de vrijheidsstraffen. Op basis van de uitkomsten van strafrechtelijke procedures over handel met voorkennis concludeerde Hartmann echter dat die vrijheidsstraffen juist niet worden geëist en ook niet zullen worden opgelegd. Strafrecht houden of weggeven als middel in de strijd tegen handel met voorkennis? ‘Weggeven’, aldus Hartmann.

Ceci n’est pas une pipe
Aloy Soppe, medewerker van de sectie bedrijfseconomie, bekeek vervolgens handel met voorkennis door een ethisch-economische bril. Vanuit het citaat ceci n’est pas une pipe, bouwde hij een relaas op waarin hij onder meer de verschillen tussen wetmatig model en praktijk en de ‘voors’ en ‘tegens’ van handel met voorkennis langsliep. Als economische voordelen van handel met voorkennis noemde Soppe een toenemende efficiency en een stijging van de aandeelhouderswaarde. Als nadelen zag hij de belangenverstrengeling bij bestuurders die tevens aandelen bezitten en de stimulans die deze bestuurders via hun aandelenbezit kunnen krijgen om riskante ondernemingen te doen om de waarde van de aandelen maar te doen stijgen.

Febo
Tijdens de pauze met koffie en koekjes konden de alumni hun oude meesters nog eens begroeten (de professoren De Doelder, Winkel en Rogier waren aanwezig). Na de onderbreking werden economie en ethiek ingeruild voor de praktijk van de opspoorder: de Autoriteit financiële markten (Afm). Fulco Havelaar van deze organisatie legde uit: De Afm is de gedragstoezichthouder van de financiële markten. Deze heeft drie doelstellingen:
1) het bevorderen van de toegang tot de financiële markten voor vragers en aanbieders,
2) het bevorderen van de werking van de markten en
3) het borgen van het vertrouwen in de markten.
De Afm doet jaarlijks zo’n 10 tot 12 aangiften inzake handel met voorkennis. Tussen 1999 en 2003 zijn hieruit 9 veroordelingen, 3 schikkingen, 3 vrijspraken en 1 boete voortgekomen. Om de mogelijkheden en problemen van de opsporing te tonen, behandelde Havelaar met de zaal enkele cases van mogelijke handel met voorkennis. In een spannend detectivespel werden de verdachten in de fictieve case rondom Febo en Shaslik-BV door de zaal ontmaskerd.

‘Dit is ook erg leuk’
‘Mijn vrouw en ik scrabbelen elke avond, maar dit is ook erg leuk.’ Dagvoorzitter Auke de Bos, hoogleraar bedrijfseconomie, meldde dat hij de case-behandelingen van de Afm als een interessante optie ziet voor zijn avondvulling en kondigde achtereenvolgens Henk de Graaff en Joost Italianer aan als volgende sprekers.
De Graaff, rechter aan de Rechtbank te Haarlem, gaf in een kort exposé een overzicht van de jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot de bewijslast voor handel met voorkennis. Italianer richtte zich op de praktische toepassing van het nieuwe wetsvoorstel. Als advocaat en partner bij Nauta Dutilh heeft hij tot taak het adviseren van zijn cliënt en, met enige tegenzin, procederen. Vanuit de adviesfunctie is het vooral de onduidelijkheid in het concept wetsvoorstel en in de achterliggende Europese richtlijn die voor problemen kan zorgen. Als voorbeeld droeg hij aan de klikplicht die banken hebben. Hoe moet een bankier inschatten wanneer sprake is van een redelijk vermoeden dat gehandeld is met voorwetenschap en verwordt de bankier niet tot een onbetaalde opsporingsambtenaar? Vanuit de procederende functie van de advocaat valt vooral de verzwaring van de bewijslast voor het Openbaar Ministerie op. Het aantonen van voorwetenschap is niet langer voldoende. Er moet ook bewezen worden dat voorwetenschap tot de handel heeft geleid. Rechter De Graaff vulde aan dat de eis van causaliteit tussen de voorkennis en de handel welhaast om een officier-psychiater vraagt.

Uit de paneldiscussie bleek vooral dat het laatste woord over voorkennis nog niet is gezegd, zodat de inhoudelijke conclusie moest worden doorverwezen naar de Kamerbehandeling van het wetsvoorstel en naar de afsluitende borrel in de Étude.

Job Dieleman, Kring van Juristen
(Met dank aan student-assistent Bart Keupink, van wiens aantekeningen gebruik is gemaakt.)