Kring van Juristen
Mixed feelings over Europa
Op het congres De toekomst van Europa presenteerden de lijsttrekkers
voor de Europese verkiezingen zich op 5 februari 2004 aan Rotterdamse
studenten, alumni en ander hoogge(l)ëerd publiek. De opzet
van de dag, georganiseerd door de Juridische Faculteitsvereniging
(JFR), Studium Generale en de Kring van Juristen, was een succes.
Na de start met inleidingen over Europa zorgden de workshops, aan
het eind van de ochtend, voor verdieping. Zo was er de workshop
waarin prof. De Doelder nut en noodzaak van de artikelen uit de
Europese Grondwet over het Europees openbaar ministerie langsliep:
een mooi moment voor alumni om weer het aloude ‘werkgroepgevoel’ te
krijgen. De lezing van prof. Arjo Klamer en het lijsttrekkersdebat
vormden zeker het hoogtepunt.
‘Wij zitten hier als doctor Klavan’, klaagde Joost
Lagendijk van GroenLinks, toen het lijsttrekkersdebat in de Forumzaal
van de Erasmus Universiteit een tijdje gaande was. Niet geheel
onterecht: in de door oud-hoofdredacteur van de NOS, Nico Haasbroek,
geleide discussie konden de verenigde lijsttrekkers soms weinig
anders dan de bij velen bestaande kritiek en twijfels over Europa
herhalen. Met vereende krachten werd toch de overstap gemaakt van
de vraag ‘voor of tegen Europa’ naar de vraag over
de verschillen tussen de politieke partijen. Zo noemde SP’er
Erik Meijer het tegenhouden van verplichte privatisering van het
openbaar vervoer zijn grootste Europese overwinning tot nu toe.
Europa zou zelfs mede schuldig zijn aan het aangekondigde Rotterdamse
wanbeleid, waardoor het openbaar vervoer in de metropool binnenkort
om 23.00 uur ’s avonds zou stoppen. De SP’er mopperde
verder met name over het lijvige hoofdstuk 3 van de concept-Europese
grondwet: ‘Het is geen uitkomst van de Europese conventie;
het is er in de laatste weken ingefietst.’ Jeanine Plasschaert
van de VVD zag economie en marktwerking juist als de kerntaak van
Europa. De Europese territoriale expansiedrift moet in haar ogen
maar eens ophouden, alhoewel ze Turkije nog wel zou willen verwelkomen
als nieuwe lidstaat.
Europees doen wat Europees moet
Ook de PvdA, voorheen toch een trouw voorstander van Europa, had
in de persoon van lijsttrekker Max van den Berg een vertegenwoordiger
met een kritische opstelling. ‘De basis voor politiek
en democratie ligt in steden en regio’s; je moet alleen Europees
doen wat Europees moet’, was zijn stelling. Eerder op de
dag had een medewerker van de PvdA-Tweede Kamerfractie de zoektocht
van zijn partij al genoemd: enerzijds voorstander van een Europa
met leiderschap, integriteit en eerlijkheid, anderzijds kritisch
ten aanzien van bijvoorbeeld de Europese intransparantie en een
te grote gerichtheid van Europa op instituties in plaats van
op mensen.
Uiteraard waren er ook vertrouwde standpunten. Sophie in ’t
Veld, Europees lijsttrekker van D’66, zocht de meerwaarde
van haar partij in Europa vooral in de sfeer van economie en milieu.
Met haar standpunten op milieugebied onderscheidt D’66 zich
ook van de VVD, de partij waarmee D’66 samen in de Europese
liberale fractie zit. Ook GroenLinks presenteerde zich als voorvechter
van het milieu, maar voegde daaraan toe dat Europa vooral ook een
politiek tegenwicht moet kunnen vormen ten aanzien van Amerika.
De verschillende lijsttrekkers vonden elkaar vooral in hun wens
van een meer democratisch Europa, waarin subsidiariteit (alleen
Europees als het moet) voorop staat. De onderdelen van het voorstel
voor de Europese Grondwet die betrekking hebben op versterking
van de positie van het Europees parlement konden dan ook op brede
steun rekenen.
Kleintjes doen het beter
In de andere programmaonderdelen van de congresdag was al een basis
gelegd voor de ‘mixed feelings’ uit het lijsttrekkersdebat.
Tijdens de dagopening door de decaan van de rechtenfaculteit,
prof. De Zwaan, en studenten uit de gelederen van de JFR werd
al gevraagd hoeveel van de 120 aanwezigen zich Europees burger
voelden. Aarzelend gingen enkele vingers de lucht in. Een score
die volgens een aantal sprekers exemplarisch is voor Nederland
als geheel: Nederlanders zijn vergeleken met andere landen erg
kritisch over Europa.
Tot de meest kritische groep burgers behoort
ongetwijfeld professor Arjo Klamer. In zijn lezing zette hij
uiteen dat alhoewel hij zich
een internationalist en een sociaal-democraat voelt, hij een slecht
gevoel heeft over de huidige ontwikkeling van de Europese gemeenschap.
Veel redenen leiden hem tot deze opstelling: hij heeft ernstige
twijfels over Europa als wereldmacht, hij vindt Europa labiel en
vraagt zich af wat de gevolgen van een Europa als tegenwicht tegen
Amerika zullen zijn voor de samenwerking in de Nato.
Het zwaarst zette Klamer echter in op de te grote schaal van Europa.
De Europese grenzen schuiven steeds verder op, terwijl de algemene
trend juist is dat landen veel kleiner worden. Kleine landen doen
het volgens hem ook stukken beter, met Amerika als grote uitzondering.
Hij onderbouwde dit met voorbeelden van economisch succesvolle
landen, zoals Singapore en Zwitserland. Geen toeval, zo meende
hij: een samenleving functioneert beter wanneer in politiek en
democratie de menselijke maat wordt aangehouden. Kleine landen
werken goed doordat er sprake is van een grotere homogeniteit onder
de bevolking. De ontwikkeling van Europa vond Klamer hier geheel
niet bij passen.
Zijn relaas vormde een prima uitdaging. Al snel
gingen de argumenten over en weer en werd hij er bijvoorbeeld op
gewezen dat Europa
geen land is of wordt, maar een samenwerkingsvorm blijft van lidstaten.
Uiteindelijk was het aan dagvoorzitter De Zwaan om met enige doortastendheid
(‘Mag ik dit beschouwen als een afsluitende opmerking?’)
aan de discussie een eind te maken.
Studenten, alumni, en enkele
lijsttrekkers kwamen later op de dag weer oog in oog te staan op
de afsluitende borrel. Voorwaar geen
verkeerde arena voor een eerlijk gesprek met politici, zo bleek…
Job Dieleman,
Kring van Juristen
|